FOMU NL

Dekoloniale en intersectionele perspectieven in fotografisch erfgoed

Longread   •   06:00 december 2025

In musea is het tegenwoordig niet meer mogelijk om een historische tentoonstelling te maken zonder stil te staan bij de tijd waarin de getoonde beelden zijn gemaakt én bij wat ze vandaag voor ons betekenen. Dit is vooral het geval wanneer een witte instelling een expositie organiseert om een breed en divers publiek te informeren en engageren. Vanuit die verantwoordelijkheid is het belangrijk om goed na te denken over hoe je hedendaagse waarden en recente inzichten verwerkt in het verhaal dat je vertelt.  
 

In een negentiende-eeuws context, zoals de tentoonstelling Early Gaze - Ongeziene fotografie uit de 19e eeuw, brengt dit echter het risico anachronistische opgevat te worden: je wilt het verleden niet met hedendaagse opvattingen “rechtzetten” of herschrijven. Dat roept een belangrijke vraag op: hoe zorg je voor meerdere perspectieven zonder het verleden te veranderen? En hoe kijk je kritisch naar beelden die in een andere tijdsgeest zijn ontstaan?  

Beeld 2 groep
20251027 Early Gaze 635 Edit kopie

zaalzicht Early Gaze © We Document Art / FOMU 

20251027 Early Gaze 638 Edit kopie

zaalzicht Early Gaze © We Document Art / FOMU 

Detournay lindépendance belge

 

In dit essay stel ik een benadering voor die dit spanningsveld niet probeert te vermijden, maar juist centraal zet. De zoektocht naar antwoorden vraagt om een andere manier van kijken: een die zichtbaar maakt wat lang onzichtbaar is gebleven. Het gaat niet alleen om de vraag of bepaalde perspectieven ooit zijn vastgelegd, maar ook waarom ze vandaag zo moeilijk terug te vinden zijn, zelfs als er misschien wel foto’s bestaan. Dit vraagt om een kritische, intersectionele en dekoloniale herlezing van fotografisch erfgoed, met aandacht voor stemmen die in de oorspronkelijke context structureel zijn uitgesloten of onderdrukt. 

 

 

Ontbrekende perspectieven  
 

Dit artikel richt zich op perspectieven die in het onderzoek naar de negentiende-eeuwse Belgische fotografie tot nu toe onderbelicht zijn gebleven. Het gaat om personen die zich op het kruispunt van historisch onderdrukte identiteitsposities bevinden: mensen van kleur, ook buiten de koloniale context, vrouwelijke fotografen, queer personen, mensen uit de lagere klasse, personen met een fysieke, mentale of psychische gevoeligheid enzovoort.

Ik pleit dan ook voor een intersectionele benadering, gebaseerd op de theorie van Kimberlé Crenshaw, maar met een bredere focus (1). Waar Crenshaw zich richt op vrouwen van kleur (2) focust dit essay op machtsverhoudingen die structurele ongelijkheid en uitsluiting in stand houden, los van ras of gender. Deze benadering analyseert hoe bepaalde groepen – zoals de hierboven vermelde – uitsluiting ervaren en hoe voornamelijk witte, cisgender mannen uit de hogere klasse profiteren van de gevestigde machtsstructuren (3).

In het streven naar dekoloniale museale praktijken is het cruciaal afstand te nemen van normen die historisch zijn vastgelegd door witte instellingen. De huidige canon toont een structureel gebrek aan diverse stemmen en bevestigt zo de uitsluitende aard van het proces van canonvorming. Een dekoloniale benadering vraagt daarom om een actieve zoektocht naar andere bronnen en perspectieven buiten de traditionele, gevestigde referentiepunten. Dit betekent dat we ons bewust voorbij de strak omlijnde, museale, witte kaders moeten begeven. Het vraagt om onderzoek in particuliere of atypische collecties, waar mogelijk intieme beelden worden bewaard die oorspronkelijk niet voor een breed publiek bestemd waren, of zelfs verborgen bleven vanwege de strafbaarheid van de afgebeelde onderwerpen.

Deze zoektocht wordt bemoeilijkt door de gefragmenteerde manier waarop we geschiedenis ervaren: zelfs als we er deel van uitmaken, beperken we ons tot het kennen van slechts een klein deel van het geheel. In curatoriële en archivale processen leidt dit tot het systematisch bevoordelen van bepaalde stemmen, terwijl andere bewust of onbewust worden onderdrukt of verdwijnen (4). Die uitsluiting zit niet alleen in de objecten zelf, maar ook in de museale taal die gebruikt wordt: een taal die vaak over mensen spreekt die sociale onderdrukking ervaren, maar zelden met hen in dialoog gaat (5).


Looking back en talking back
 

Wanneer we streven naar een tentoonstelling die qua beeld, taal en context inclusief is, moeten meerdere perspectieven aan bod komen. Maar hoe begin je aan zo’n proces? En hoe pakt een museum dit aan?

Fototheoreticus Ariella Azoulay stelt dat fotografie onlosmakelik verbonden is aan imperialisme (6). Wanneer we kijken de context waarin koloniale beelden zijn ontstaan – de machtsposities, het gebrek aan toestemming en het exotiserende karakter van de beelden – wordt duidelijk dat degenen achter de camera macht uitoefenden op de geportretteerden. Het ontleren van imperialisme streeft ernaar deze machtsstructuren te doorbreken (7). De vraag is niet alleen hoe we die machtsverhoudingen kunnen blootleggen, maar vooral hoe we ze kunnen doen wankelen.

Dekolonisatie is een sociaal proces dat het imperialisme bevraagt en de ideeën die daaruit zijn voortgekomen kritisch tegen het licht houdt. Het vraagt om talking back en writing back: het terugspreken en -schrijven tegen onjuiste of eenzijdige verhalen over lokale gemeenschappen, zodat zij hun eigen geschiedenis en cultuur opnieuw kunnen herdefiniëren. Dit principe kan ook worden toegepast op beeld. In de fotografie spreken we dan over looking back, of terugkijken. Dit standpunt doorbreekt de koloniale beeldvorming door een tegengeschiedenis zichtbaar te maken, buiten een eurocentrisch kader, dat zich baseert op de ervaringen van gemarginaliseerde gemeenschappen (8).

 

HP 1932 764 8 PHOTO 01 SCAN RECTO 2


Dit roept de vraag op of een intersectionele en dekoloniale benadering van ontbrekende stemmen niet het risico loopt om anachronistisch te zijn binnen een negentiende-eeuwse context. Deze benaderingswijzen balanceren immers tussen het streven naar meerstemmigheid en het gevaar van herinterpretatie van het verleden. Waarom dan toch die expliciete focus op diverse perspectieven?  

Een herlezing van negentiende-eeuwse fotografie plaatst historische context en hedendaagse blik aast elkaar. Dit zorgt er niet alleen voor dat overeenkomsten zichtbaar worden, maar vooral ook verschillen kritisch bevraagd kunnen worden. De beelden worden daarbij niet enkel bekeken als esthetisch of documenterende objecten, maar als visuele constructies die zijn ontstaan binnen specifieke sociale en politieke contexten. Het gaat dus niet alleen om het toevoegen van ‘vergeten’ stemmen, maar om het blootleggen van de structuren die (on)bewuste uitsluiting mogelijk maakten.  

Bovendien leven we tegenwoordig in een diverse, multiculturele context waarin andere achtergronden zichtbaar zijn. Het is dan ook vanzelfsprekend dat we in de negentiende-eeuwse fotografie naar aanknopingspunten zoeken tussen verleden en heden. Migratie en representatie vonden plaats in een andere sociale, politieke en economische context. Het is daarom essentieel om kritisch te onderzoeken hoe deze beelden zijn ontstaan en welke systemen ertoe hebben geleid dat sommige zijn bewaard gebleven, terwijl andere verloren zijn gegaan. 


Reflecties op het (on)geziene
 

Tijdens het ontleerproces van imperialisme is het essentieel dat een museum een kritische houding blijft aanhouden. Het is belangrijk te benadrukken wat al dan niet ontbreekt in de archieven. Dit kan onder meer door gesprekken te voeren over wat niet is gefotografeerd en de mogelijke redenen hiervoor aan te halen (9).

De afwezigheid van bepaalde perspectieven is voelbaar in de collectie van FOMU en in de bruiklenen voor de tentoonstelling en publicatie ‘Early Gaze – Ongeziene fotografie uit de 19e eeuw’. Het museum moet bewust ruimte creëren voor vormen van talking back, writing back en looking back. Maar gezien het beperkt beschikbare materiaal was het niet mogelijk om de ontbrekende meningen letterlijk ‘een stem terug te geven’ in de tentoonstelling zelf. In plaats daarvan is er gekozen de hedendaagse blik aan bod te laten komen via het publieksprogramma en de bemiddeling tussen de tentoongestelde objecten en de bezoeker.

Ook biedt de scenografie de mogelijkheid voor een kritische vorm van looking back. Via de beeldselectie en een zorgvuldig uitgewerkte ruimtelijke opstelling komt het onderdrukkende karakter van de oorspronkelijke context, waarin de beelden zijn gemaakt, ter sprake. Zo wordt de kijker zich bewust van de achtergrond waartegen de beelden wel of juist niet ontstonden. Deze verschillende benaderingswijzen kwamen tot stand door in dialoog te gaan met diverse focusgroepen, bestaande uit vertegenwoordigers van gemarginaliseerde gemeenschappen en experts in zowel negentiende-eeuwse fotografie als dekoloniale praktijken. 

Beeld 1 groep b

Al deze beschouwingen vormen slechts een aanzet tot het kritisch herdenken van de manier waarop we als curatoren en als museum kunnen bijdragen aan meerstemmigheid. Daarom eindigt dit essay met een vraag en een uitnodiging: hoe kunnen we ervoor zorgen dat het streven van een culturele instelling naar pluralisme niet enkel een abstract ideaal blijft, maar daadwerkelijk uitgroeit tot een duurzame realiteit? Dat vereist een structurele en actieve dialoog met gemeenschappen en organisaties die werken aan de opbouw van dekoloniale archieven. Het museum moet de diversiteit van de maatschappij weerspiegelen − niet alleen in tentoonstellingen en publieksprogramma’s, maar in zijn volledige institutionele DNA. In zijn streven naar inclusiviteit moet ook een museumteam representatief zijn voor de thema’s die het presenteert. Enkel door diverse stemmen toe te laten en serieus te nemen, kan het museum zijn werking fundamenteel herzien. Dit artikel is dan ook bedoeld als uitnodiging tot samenwerking en tot het gezamenlijk bevragen van de structuren waarin wij werken. 
 

Dit essay is een aangepaste versie van een tekst die gepubliceerd werd in het boek EARLY GAZE, uitgegeven door Hannibal Books (te koop FOMU shop en online).  Auteur: Sonia Mutaganzwa 



Bronvermelding - VOETNOTEN
 
  1. Crenshaw erkent dat machtsstructuren en sociale systemen ertoe leiden dat mensen, en in het bijzonder vrouwen, gelijktijdig meerdere vormen van onderdrukking kunnen ervaren, waaronder racisme, seksisme, classisme, ableïsme, ageïsme en homofobie.  
  2. Kimberlé Crenshaw, ‘Demarginalizing the Intersection of Race and Sex: A Black Feminist Critique of Antidiscrimination Doctrine, Feminist Theory and Antiracist Politics’, University of Chicago Legal Forum, dl. 1989, nr. 1, art. 8.
  3. Sumi Cho, Kimberlé Williams Crenshaw en Leslie McCall, ‘Toward a Field of Intersectionality Studies: Theory, Applications, and Praxis’, Signs 38, nr. 4 (2013), 785–810.    
  4. Laura Van Broekhoven, ‘On decolonizing the museum in practice’, Journal of Museum Ethnography, nr. 32 (maart 2019), 1–10, https://www.jstor.org/stable/26802050.
  5. Simone Zeefuik en Wayne Modest, ‘Het belang van perspectief’, in Wayne Modest en Robin Lelijveld (red.), Woorden doen ertoe: een incomplete gids voor woordkeuze binnen de culturele sector (s.l., 2018), 35–39.  
  6. Ariella Azoulay, Potential History: Unlearning Imperialism (Londen, 2019).
  7. Ibid., 7.
  8. Celeste Pedri-Spade, ‘“But they were never only the master’s tools”: The use of photography in de-colonial praxis’, AlterNative. An International Journal of Indigenous Peoples 13, nr. 2 (2017), 106–113, https://doi.org/10.1177/1177180117700796.
  9. Pedri-Spade, C., 2017, 106–113. 
Deel pagina

Kijk
& lees meer
 

tickets